Hoe ontwikkelde de literatuur zich in de renaissance?

 

De renaissance (wedergeboorte, herleving van de kunst van de klassieken) is een periode rond 1400 in Italië die na de middeleeuwen kwam. De literatuur van de renaissance werd vooral beïnvloed door de literaire doctrine van imitatio, of te wel het humanisme en de reformatie. Het humanisme kwam op en legde de nadruk op het leven in plaats van het leven na de dood. Dit kwam ook erg terug in de literatuur.

In de literatuur kwam een grotere aandacht voor de waardigheid van de mens en een geloofde de mens dat je tijdens je leven ook wat kon bereiken.

 

Afgezien van het christendom, klassieke oudheid en de wetenschap, oefende ook de politiek invloed uit op de renaissanceliteratuur.

 

De renaissance werd ook beïnvloed door de ontwikkeling van de wetenschap en de filosofie. Zo was de humanist Fransesco Petrarca behalve een geleerde ook een belangrijke dichter. Hij schreef Latijnse gedichten. Erasmus was een belangrijke humanist. Hij bracht de bijbel voor de tweede keer uit want hij zag dat er veel fouten in zaten.

 

Een belangrijk literair principe werd de imitatio, de navolging van het werk van klassieke schrijvers. Mensen leerde hierdoor goed schrijven door klassieke werken te vertalen. Daarnaast bootste men juist het werk van andere na en bracht algemene gevoelens onder woorden.

 

De rol van schrijvers in de samenleving begon dus vanaf 1550 te veranderen. Velen toonde zich actief betrokken bij de politiek en versterkten met propagandaliteratuur de positie van Willem van Oranje. Politiek en literatuur zijn in de zestiende en zeventiende eeuw vaak met elkaar verbonden geweest.

 

De grootste ontwikkeling van de literatuur in de renaissance is dat het beeld van het hiernamaals minder belangrijk is geworden en het leven op aarde juist belangrijker. Die verandering zag je ook in de literatuur.