Hoe kwam de renaissance tot stand?

Aan het einde van de 14e eeuw en gedurende de 15de eeuw werd door Italiaanse humanisten het idee verspreid dat er een wedergeboorte van de klassieke cultuur plaatsvond, toen brak in Europa een tijdperk van veranderingen en nieuwe ideeën aan dat 200 jaar zou duren.

 

Er ontstonden nieuwe bouwstijlen, nieuwe kunststromingen en een heel andere manier van leven.

De kunst veranderde omdat men in plaats van het gebruik van symbolen wilde laten zien hoe de wereld er in werkelijkheid uit zag. Voor het eerst sinds de Klassieke Oudheid beeldden schilders en beeldhouwers echte mensen af in een echte omgeving.

Europa herstelde zich van de pest die overal toegeslagen en bijna een derde van de totale Europese bevolking de dood in gejaagd had of terwijl de ‘duistere middeleeuwen’.

De economie bloeide op en handelsbetrekkingen werden hersteld.

Er brak een nieuwe tijd aan, de mens werd zich steeds meer bewust van zichzelf en de waarde van ieder individu op zich. Op religieus gebied leidde dit nieuwe gevoel tot hervormingen die een scheuring teweeg brachten binnen de Christelijke kerk, maar ook tot sterkere geloofsbeleving.

 

Deze periode in de geschiedenis die gekenmerkt wordt door grote veranderingen op het gebied van kunst en het menselijk denken staat bekend als de Renaissance, wat ‘wedergeboorte’ betekent

 

Deze Periode werd door de humanisten zwaar onderschat, zowel op cultureel als intellectueel gebied. Tegenwoordig ziet men de Renaissance niet als een breuk met het Byzantijnse en Middeleeuwse verleden, maar eerder als het hoogtepunt daarvan.

 

Het getuigt wel dat men in de renaissance er bewust van was niet meer in de middeleeuwen te leven. Het is voor het eerst dat de mens zich collectief bewust is te leven in een ander tijdvak. De mensen die toen leefden probeerden heel bewust de wereld om zich heen een nieuw gezicht te geven. Ze lieten zich daarbij vaak leiden door hun bewondering voor de Griekse en Romeinse cultuur, maar ook hun eigen vindingrijkheid en nieuwsgierigheid speelden een grote rol.

 

Men dacht na over het mens zijn, het leven op aarde, rol van God en die van de Natuur. Ze vroegen zich bijvoorbeeld af; wordt leven bepaald door de Natuur of door God; is de aarde plat of rond, gaat men af op het heldere verstand of wat de Kerk zegt?

 

Wetenschappen als natuurkunde, sterrenkunde en geneeskunde gingen sterk vooruit. Men onderzocht en keken hoe de dingen er uitzagen. Ook vielen in deze eeuwen de grote ontdekkingsreizen. De mens hechte veel aan het aardse leven: comfortabel leven, goed gekleed gaan en fraaie interieurs.

 

De nieuwe wereld die zij toen ontdekten en vorm gaven is nog steeds onze wereld: wat in die tijd tot stand kwam - in de Kunsten, maar ook in de Wetenschap, in de Politiek, enzovoort - vormt de basis van de Westerse cultuur zoals we die nu kennen.